Spiraalreflectie
Worksheet downloadable onderaan deze pagina.
Spiraalreflectie is een verdiepende reflectie op een gedane handeling die in de toekomst weer terugkomt.
Doel
• Spiraalreflectie is bedoeld om
• Het eigen handelen in relatie tot de omgeving te analyseren.
• Te bepalen waar verandering wenselijk is.
• Alternatieven aan te dragen, daar uit te kiezen, toe te passen en terug te koppelen.
Deze reflectietool kun je hanteren in de volgende situaties.
Bij individuele begeleiding
• De reflectiesessie duurt 30 tot 45 minuten.
In een groep van 4 tot 8 personen
• Waarbij een persoon een situatie inbrengt (inbrenger), de begeleider vragen stelt en antwoorden op een flap-over noteert en de overige deelnemers meedenken.
• De reflectiesessie duurt 60 to 90 minuten.
In een groep van 8 tot 20 personen
• Na een groepsgewijze demonstratie, kan de tool ook in groepjes van 3 personen worden uitgevoerd (inbrenger, begeleider, observant).
Effect
Je neemt afstand tot de directe situatie, analyseert de verbanden en bekijkt het met nieuwe ogen. Bij Spiraalreflectie draag je zelf alternatieven aan en maak je daaruit een keuze, waarna je het gekozene uitprobeert en terugkoppelt.
Spelregels
• De inbrenger legt zijn situatie uit zonder dat hij wordt onderbroken.
• Soortgelijke situatie komt in de toekomst weer terug.
• De begeleider interpreteert de acties van de inbrenger niet, zijn rol is luisteren, vragen stellen en aanmoedigen.
Stap 1 Eén deelnemer (de inbrenger) brengt een actuele ervaring (uit zijn beroepspraktijk) in. Hij beschrijft zijn ervaring – zowel de feiten als de emoties die de situatie heeft opgeroepen. Hij geeft in één à twee zinnen de situatie weer, in één à twee zinnen wat de prikkel is en in één zin de vraag. De prikkel kan zowel een positieve ontdekking als een probleem zijn.
De andere deelnemers stellen de inbrenger enkele open, niet-suggestieve vragen ter verheldering van de context. Denk aan ‘wie, wat, waar, wanneer en hoe’-vragen. Let op: het gaat hier om praktische vragen, en niet om de verdiepingsvragen uit stap 2. De begeleider schrijft het antwoord in kernwoorden op een flap-over bij ‘context’ (zie figuur).
Stap 2 De inbrenger beantwoordt de volgende vragen: wat wilde je? Wat voelde je? Wat dacht je? Wat deed je? Wat wilden de betrokkenen in je omgeving? Wat voelden de betrokkenen in je omgeving? Wat dachten de betrokkenen in je omgeving? Wat deden de betrokkenen in je omgeving?
De deelnemers kunnen daarbij ondersteunende vragen stellen.
Bij ‘wat voelde je?’ let de begeleider erop dat de inbrenger een gevoel benoemt en niet een gedachte. De begeleider kan ondersteunen door te vragen ‘waar voelde je het?’ en te richten op de vier basisgevoelens (vreugde, angst, boosheid en verdriet). De begeleider schrijft het antwoord in kernwoorden op een flap-over op de wijze zoals aangegeven in figuur.
VARIANT Spiraalreflectie met twee personen (begeleider en inbrenger). De begeleider stelt de vragen en vult figuur in.
UITVOERING
Stap 3 De inbrenger analyseert hardop de relatie tussen de antwoorden van de vragen uit stap 2 en vat die in één à twee kernwoorden samen. De begeleider noteert de kernwoorden in de pijlen van figuur 1. Daarna krijgt de groep gelegenheid om ondersteunende vragen te stellen. De inbrenger formuleert vervolgens in één zin zijn positieve ontdekking of inzicht.
AFRONDING
Stap 4 De inbrenger gebruikt zijn positieve ontdekking om alternatieven te formuleren. Hij kiest één alternatief en motiveert zijn keus. De inbrenger maakt een afspraak om het alternatief uit te proberen. Er wordt een afspraak gemaakt voor een terugkoppelingsessie. De eerste sessie is hiermee afgesloten.
Stap 5 De inbrenger koppelt in de volgende sessie terug. De deelnemers stellen vragen, zoals: wat heb je nu anders gedaan? Dit kan de start zijn van een nieuwe spiraalreflectie van dezelfde inbrenger.
[hr]
Anderen bekeken ook deze content
Reflectie als drijfveer van het leerproces
Reflectie als drijfveer van het leerproces Vaak blijft reflectie van studenten steken op het niveau van evaluatie, wordt er te veel op persoonlijke problemen gefocust en wordt er onvoldoende geabstraheerd. Het gevolg hiervan is dat studenten reflectie saai en vervelend gaan vinden en het reflectieverslag behandelen als een invullijstje. Maar reflectie is noodzakelijk om praktijk te koppelen aan theorie, zich
ABCD-reflectiemodel
Wat is er gebeurd? Aanleiding Wat was daaraan Belangrijk voor mij? Welke Conclusie trok ik daaruit over hoe te handelen? Deed ik dat ook werkelijk of deed ik iets anders? Welk Effect had datgene wat ik deed? F: Ben ik tevreden over hoe ik heb gehandeld? Klopt mijn analyse wel? Wat had ik anders kunnen doen? Download het ABCD-reflectiemodel als pdf