Gebruik bij het concreet beschrijven van een situatie de onderstaande 5xG methode als richtlijn:
Gebeurtenis
- Wat gebeurde er?
- Wanneer was het?
- Wie zaten erbij?
- Waar gebeurde het?
Gedachte
- Wat dacht je?
Gevoel
- Wat voelde je?
Gedrag
- Wat deed je?
Gevolg
- Wat was het effect voor anderen?
- Wat was het effect voor jezelf?